Luke 17

1En Hij zeide tot de discipelen: Het kan niet wezen, dat er geen ergernissen komen; doch wee hem, door welken zij komen;
 Het kan niet wezen, Grieks het is ongebeurlijk; dat is, het kan niet gebeuren. Zie hiervan Mat 18:7 .
2Het zoude hem nuttiger zijn, dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en hij in de zee geworpen, dan dat hij een van deze kleinen zou ergeren.
 nuttiger zijn, Grieks het is hem nut; dat is, het ware minder kwaad voor hem, dat hem die straf aangedaan ware, eer hij ergernis zou geven, dan dat hij na gegeven ergernis met den eeuwigen dood zou gestraft worden, gelijk Christus hier dreigt.
,
 kleinen zou ergeren Dat is, ook de geringste onder de gelovigen. Zie Mat 18:6 .
3Wacht uzelven. En indien uw broeder tegen u zondigt, zo bestraf hem; en indien het hem leed is, zo vergeef het hem.
 indien het hem leed is, Grieks indien hij zich bekeert; dat is zijn schuld bekent en vergeving begeert. Waarmede nochtans Christus niet wil zeggen dat men niet zal vergeven dien, die zulks nog niet doen; want hij heeft anders met zijn voorbeeld geleerd, Luk 23:34 ; gelijk ook Stefanus gedaan heeft, Act 7:60 , en Paulus, 1Co 4:12 .
4En indien hij zevenmaal daags tegen u zondigt, en zevenmaal daags tot u wederkeert, zeggende: Het is mij leed; zo zult gij het hem vergeven.
 zevenmaal daags tegen u zondigt, Dat is, dikmaals, gelijk Psa 119:164 ; Pro 24:16 .
5En de apostelen zeiden tot den Heere: Vermeerder ons het geloof. 6En de Heere zeide: Zo gij een geloof hadt als een mostaardzaad, gij zoudt tegen dezen moerbezienboom zeggen: Word ontworteld, en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzaam zijn.
 als een mosterdzaad, Dat is, al ware het ook zeer klein, als het maar oprecht is. Zie Mat 17:20 .
,
  moerbeziënboom zeggen Grieks Sycaminos; welke een soort is van moerbeziënboom, of gelijk sommigen menen, van vijgeboom.
,
 ontworteld, Dat is met den wortel uitgetrokken of uitgeroeid.
7En wie van u heeft een dienstknecht ploegende, of de beesten hoedende, die tot hem, als hij van den akker inkomt, terstond zal zeggen: Kom bij, en zit aan?
 dienstknecht ploegende, Dat is, een slaaf, of lijfeigene, die zijnen heer alles schuldig is, wat hij doen kan.
8Maar zal hij niet tot hem zeggen: Bereid, dat ik te avond zal eten, en omgord u, en dien mij, totdat ik zal gegeten en gedronken hebben; en eet en drink gij daarna?
 omgord u, Namelijk naar de wijze van die landen, waar men lange klederen droeg. Zie Luk 12:37 .
9 Dankt hij ook denzelven dienstknecht omdat hij gedaan heeft, hetgeen hem bevolen was? Ik meen, neen.
 Dankt hij ook denzelven dienstknecht Dat is, weet hij hem dat ook dank, als hij daardoor in Hem gehouden ware?
10Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen.
 onnutte dienstknechten; Dat is, die onzen Heer geen nut, of voordeel toebrengen, Rom 11:35 . Hoewel er niemand is die doet, zelfs hetgeen hij schuldig is, 1Ki 8:46 ; Job 9:3 ; Mat 6:12 .
11En het geschiedde, als Hij naar Jeruzalem reisde, dat Hij door het midden van Samaria en Galilea ging.
  van Samaria en Galilea ging Dat is, van het land, waarvan de stad Samaria de hoofdstad was. Want van Galilea naar Jeruzalem was de naaste weg door het land van Samaria.
12En als Hij in een zeker vlek kwam, ontmoetten Hem tien melaatse mannen, welke stonden van verre;
 van verre; Dat is, buiten het volk, volgens de wet, Num 5:2 .
13En zij verhieven hun stem, zeggende: Jezus, Meester! ontferm U onzer!
 Meester Grieks voorstander.
14En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat heen en vertoont uzelven den priesteren. En het geschiedde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.
 vertoont uzelven den De oorzaak hiervan zie Mat 8:4 .
15En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom, met grote stemme God verheerlijkende. 16En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en dezelve was een Samaritaan; 17En Jezus, antwoordende, zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen? 18En zijn er geen gevonden, die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling?
 vreemdeling? Dat is, die van een ander dan van het Joodse geslacht is; want de Samaritanen waren van de heidenen gesproten; 2Ki 17:24 .
19En Hij zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u behouden. 20En gevraagd zijnde van de Farizeën, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, heeft Hij hun geantwoord en gezegd: Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat.
 met uiterlijk gelaat Grieks met waarneming; dat is in zulker voege, dat het tevoren kan gemerkt worden, gelijk het toegaat in de komst van de wereldse prinsen, die om de grote uiterlijke pracht tevoren kunnen waargenomen en verwacht worden.
21En men zal niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar, want, ziet, het Koninkrijk Gods is binnen ulieden.
 binnen ulieden Of, in het midden van u. Hetwelk verstaan kan worden, òf van de Joden in het algemeen, overmits de Messias nu midden onder hen was, Joh 1:26 , òf ook van de gelovigen onder hen, in welker harten Hij door zijn woord en Geest zijn rijk oprichtte.
22En Hij zeide tot de discipelen: Er zullen dagen komen, wanneer gij zult begeren een der dagen van den Zoon des mensen te zien, en gij zult dien niet zien.
 een der dagen van den Zoon des mensen te zien, Namelijk om zijn lichamelijke tegenwoordigheid te genieten, en uit zijn mond zelf het woord te horen.
23En zij zullen tot u zeggen: Ziet hier, of ziet daar is Hij; gaat niet heen, en volgt niet. 24Want gelijk de bliksem, die van het ene einde onder den hemel bliksemt, tot het andere onder den hemel schijnt, alzo zal ook de Zoon des mensen wezen in Zijn dag.
 in Zijn dag Namelijk zo in de snelle verbreiding des Evangelies door de gehele wereld, Rom 10:18 , als in zijn laatste toekomst ten oordeel, 1Co 15:52 ; 2Pe 3:10 .
25Maar eerst moet Hij veel lijden, en verworpen worden van dit geslacht.
 verworpen worden Grieks afgekeurd.
,
 dit geslacht Namelijk der Joden.
26En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen. 27Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot den dag, op welken Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, en verdierf ze allen.
 Zij aten, Dat is, zij zorgden nergens anders voor dan voor deze en dergelijke wereldse of lichamelijke dingen, zonder te letten op hetgeen voorzegd was.
,
 zij namen ten huwelijk, Namelijk de mannen.
,
 zij werden ten huwelijk gegeven, Namelijk de vrouwen of dochters.
28Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen van Lot; zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden; 29Maar op den dag, op welken Lot van Sodom uitging, regende het vuur en sulfer van den hemel, en verdierf ze allen. 30Even alzo zal het zijn in den dag, op welken de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.
 in den dag, Namelijk der wraak en des oordeels, hetwelk Hij zal uitvoeren, zo in het bijzonder tegen de Joden en de stad Jeruzalem, als over de gehele wereld. Zie Mat 24:3 .
,
 geopenbaard zal worden Grieks geopenbaard wordt.
31In dienzelven dag, wie op het dak zal zijn, en zijn huisraad in huis, die kome niet af, om hetzelve weg te nemen; en wie op den akker zijn zal, die kere desgelijks niet naar hetgeen, dat achter is.
 zijn huisraad in huis, Grieks zijne vaten.
32Gedenkt aan de vrouw van Lot.
 Gedenkt aan de vrouw van Lot Namelijk opdat gij met uwe harten niet te zeer hangt aan de aardse dingen, en naar deze omziende, gelijk zij deed, gij met haar niet gestraft wordt.
33Zo wie zijn leven zal zoeken te behouden, die zal het verliezen; en zo wie hetzelve zal verliezen, die zal het in het leven behouden.
 leven zal zoeken te behouden, Grieks ziel; zie Mat 10:39 .
,
 in het leven behouden Grieks levend telen; dat is, in het eeuwige leven behouden.
34Ik zeg u: In dien nacht zullen twee op een bed zijn; de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden.
 nacht zullen twee op een bed zijn; Namelijk als Christus ten oordeel zal komen.
,
 aangenomen, Namelijk van God in genade.
,
 verlaten worden Namelijk om rechtvaardig veroordeeld te worden.
35Twee vrouwen zullen te zamen malen; de ene zal aangenomen, en de andere zal verlaten worden.
 malen; Zie hiervan de aantekening op Mat 24:41 .
36Twee zullen op den akker zijn; de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. 37En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden.
 Waar het lichaam is, Zie hiervan de verklaring Mat 24:28 .
Copyright information for DutSVVA